Op 1 januari 2015 traden de hulpverleningszones in werking en veranderde de gemeentelijke organisatie naar een zonale werking: de 250 gemeentelijke korpsen werden in 34 geografische hulpverleningszones herschikt. Deze reorganisatie wordt de brandweerhervorming genoemd.

De 34 Belgische hulpverleningszones bestaan uit 20 Vlaamse hulpverleningszones en 14 Waals-Duitse hulpverleningszones. Voor de brandweer van Brussel veranderde er niet zoveel. Zij was reeds voor de brandweerhervorming gewestelijk georganiseerd en dit bleef zo.

Politieke sturing

Anders dan bij de gemeentelijke brandweer, waar één gemeente de leiding en de organisatie van de brandweerkazerne onder haar vleugels nam, zijn hier alle gemeentes, alle burgemeesters samen, verantwoordelijk voor de werking van de hulpverlening op het grondgebied van de zone. Dit betekent enerzijds dat een burgemeester met een brandweerpost op zijn grondgebied geen rechtstreekse zeggenschap meer heeft over deze post maar eerder een zonale visie moet ontwikkelen over het beheer van alle posten in de zone. Anderzijds betekent dit ook dat burgemeester zonder brandweerpost op rijn grondgebied nu wel kan meebeslissen over het zonale beleid, waar zij vroeger geen enkele inspraak hadden.

  • Alle burgemeesters vertegenwoordigen van rechtswege hun gemeente in de zoneraad. Dit is het hoogste orgaan van een hulpverleningszone, vergelijkbaar met de gemeenteraad.
     
  • Uit de zoneraad wordt een college verkozen. Het is de zoneraad zelf die onder haar leden een zonecollege kiest. De bevoegdheden van het zonecollege zijn vergelijkbaar met een college van burgemeester en schepenen.
     
  • Aan het hoofd van de hulpverleningszone staat de zonecommandant. Hij is verantwoordelijk voor het beheer van de zone en voert deze bevoegdheid uit onder het gezag van het zonecollege.
     
  • Voor de brandweerhervorming had de burgemeester met een brandweerkorps een rechtstreekse lijn met de lokale brandweercommandant. Wil de burgemeester nu beroep doen op de diensten van de hulpverleningszone dan moeten hierover afspraken gemaakt worden binnen de zone. Meestal zal dit gebeuren via de zonecommandant of een sectorcommandant.
     
  • In tegenstelling tot de politiezones hebben de gemeenteraadsleden geen rol in de beleidsorganen van de hulpverleningszone. Vanuit de gemeenteraad moeten zij wel de gemeentelijke dotatie en het gemeentelijke luik van het meerjarenbeleidsplan goedkeuren.

Taken van de hulpverleningszone

  • De redding van en de bijstand aan personen in bedreigende omstandigheden en de bescherming van hun goederen;
  • De dringende geneeskundige hulpverlening;
  • De bestrijding van brand en ontploffing en hun gevolgen;
  • De bestrijding van vervuiling en van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen met inbegrip van radioactieve stoffen en ioniserende straling;
  • De logistieke ondersteuning.

De opdrachten worden meer in detail beschreven in het koninklijk besluit van 10 juni 2014.

Financiering

De zones worden gefinancierd door :

  • De dotaties van de gemeenten van de zone;
  • De federale dotaties;
  • De eventuele provinciale dotaties;
  • De vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt;
  • Diverse bronnen.

De gemeentelijke dotaties worden jaarlijks door de zoneraad bepaald, op basis van een akkoord goedgekeurd door alle betrokken gemeenteraden. Komt men niet tot een akkoord dan zal de gouverneur zelf een verdeelsleutel opleggen.

De federale dotatie bestaat uit twee onderdelen: een basisdotatie en een bijkomende dotatie. De basisdotatie houdt rekening met vijf criteria: de residentiële en actieve bevolking, de oppervlakte, het kadastraal inkomen, het belastbaar inkomen en de risico’s aanwezig op het grondgebied. De bedoeling van de bijkomende dotatie is om een aantal kosten verbonden aan de brandweerhervorming te vergoeden.

De Wet Civiele Veiligheid voorziet in de garantie dat de gemeentelijke bijdragen en de federale bijdragen in balans moeten zijn. Deze 50/50-kostenverdeling wordt omschreven als volgt:

“Zolang de verhouding tussen de middelen die voor de toepassing van deze wet worden voorzien door de gemeenten en federale overheid niet gelijk is aan één, zullen de gemeenten van een zone, samen, in reële termen niet meer bijdragen dan hun actuele bijdrage. […].”

De concrete uitvoering van dit artikel moet vastgelegd worden in een koninklijk besluit. Dit is echter tot op heden nog niet gebeurd, waardoor er zeer veel interpretatieverschillen over bestaan.

Volgens Belfius worden de hulpverleningszones voor 79% gefinancierd door de steden en gemeenten en voor 21% door de federale overheid.

De federale dotaties zijn sinds 2015 jaarlijks toegenomen. In 2015 bedroegen ze 92 miljoen euro om te stijgen naar 147 miljoen euro in 2019. Toch zijn de gemeentelijke bijdragen van verschillende besturen gestegen. Twee factoren spelen hier een rol. Het overgrote deel van de federale stijging gaat naar het opvangen van de meerkosten die worden veroorzaakt door de brandweerhervorming, waaronder het brandweerstatuut. Binnen de hulpverleningszones, en dus tussen de steden en gemeenten, is een herschikking aan de gang van de brandweerkosten.

De mogelijkheid om ook de provincies financieel te laten bijdragen aan de hulpverleningszones wordt in Vlaanderen niet toegepast.

Voor sommige van haar opdrachten kan de zoneraad beslissen om, in een retributiereglement vast te leggen, voor welke interventies zij kosten zal aanrekenen aan de begunstigde van deze interventies. Welke opdrachten hiervoor in aanmerking komen, wordt bepaald in het koninklijk besluit van 25 april 2007.