‘Zelfs als we de uitstoot van broeikasgassen in de nabije toekomst tot nul beperken, zal de klimaatverandering nog altijd een impact hebben. En die zit dan vooral bij water en waterhuishouding. Ook lokale besturen moeten zich aanpassen en meer klimaat- en waterrobuust worden.’ Dat zegt Patrick Willems, hoogleraar waterhuishouding.

Willems is verbonden aan de ingenieursfaculteit van de KULeuven. Zijn onderzoek is toegespitst op de extreme condities van de waterhuishouding: wateroverlast en waterschaarste. ‘We verwachten dat die extreme omstandigheden in de toekomst vaker zullen voorkomen en dus is het nodig ons daaraan aan te passen. De droge zomers van 2017 en vooral 2018 liggen nog vers in het geheugen. De afgelopen 120 jaar hebben we maar drie keer een neerslagtekort gehad van 350 mm per vierkante meter: in 1921, 1976 en 2018.

Hoewel het de voorbije winter regelmatig heeft geregend, hebben we nog altijd een tekort van 150 mm. Normaal gezien moeten we eind februari al een overschot hebben. Als we geen nat voorjaar krijgen en nog een droge zomer, zal er weer een probleem van watervoorziening zijn. Vlaanderen is zeer kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering.’   

Hoe komt dat?

‘We hebben in principe voldoende neerslag, gemiddeld 800 à 900 mm per vierkante meter per jaar. Maar Vlaanderen is zeer dicht bevolkt en de waterbeschikbaarheid per inwoner is relatief laag. Ook de verharding speelt een belangrijke rol. In de jaren zeventig was vier à vijf procent van Vlaanderen verhard, intussen is dat 14,5 procent. Het gevolg is dat het water minder kan insijpelen in de bodem en dat de grondwaterreserves minder snel worden aangevuld. In de landbouw zijn in het verleden veel draineringsbuizen aangelegd, zodat de boeren in het voorjaar sneller hun akkers kunnen bewerken. Veel regenwater stroomt dus snel en massaal af naar beken en rioleringen, naar rivieren en de zee. Dat water zijn we kwijt. Bovendien leidt die massale afvoer sneller tot wateroverlast. Als we door de klimaatverandering nog meer intense regenval krijgen en langere droge periodes, zal onze kwetsbaarheid alleen maar groter worden.’

Hoe kunnen we ons daaraan aanpassen?

 ‘Een belangrijke adaptiestrategie is het vasthouden van het water. Dat is van belang op Vlaams en lokaal niveau, en op het niveau van elk huishouden. De grote waterbeheerders zoals de Vlaamse Milieumaatschappij, de Vlaamse Waterweg of de provincies kunnen het water van rivieren hogerop vasthouden met bijvoorbeeld stuwtjes. Dan krijgt het tijd om in te sijpelen en de grondwaterreserves aan te vullen. In de Nederlandse provincie Noord-Brabant heeft het Waterschap daarom afgelopen winter grote opblaasbare ballen in de duikers geplaatst om die even te blokkeren. Ook het aanleggen van grote reservoirs is aangewezen om in natte periodes meer water te stockeren. Onze huidige grote wachtbekkens dienen voor de overstromingsbeheersing aan waterlopen, we zouden ze slim moeten aansturen, zodat ze in droge zomers ook kunnen dienen voor de watervoorziening.’

Wat kunnen lokale besturen doen?

‘Ze moeten de ruimte meer klimaat- en waterrobuust inrichten. Een mooi voorbeeld zijn de pleinen in steden. Die zijn nog te vaak verhard en grijs in plaats van groen en blauw. Ze zijn ook vlak aangelegd, op maaiveldhoogte. Door meer reliëf in te brengen creëer je een enorme bergingscapaciteit voor water. Op een groen, glooiend plein kun je het water van daken en opritten in de buurt opvangen. Het blijft staan in de lager gelegen delen, sijpelt daar in en vult de grondwaterreserves aan. Pas als al die zones gevuld zijn, loopt het water over in de riolering. Bovendien is er door het ontlasten van de riolering minder gevaar voor wateroverlast, vooral tijdens zeer intensieve zomeronweders. Groen en blauw zorgen ook voor verkoeling, minder hittestress, betere leefbaarheid, betere luchtkwaliteit, meer biodiversiteit enzovoort. Deze vrij eenvoudige, relatief goedkope maatregel levert alleen maar winst op. Als we hem systematisch doorvoeren, zeker bij elk nieuw planningsproject, kunnen we ons geleidelijk aanpassen aan het veranderende klimaat en de kosten spreiden in de tijd. Dezelfde principes kun je ook toepassen bij de aanleg van speeltuinen of speelplaatsen van scholen, of bij de inrichting van bedrijventerreinen. In stadscentra kun je ook waterlopen weer openleggen, ze meer ruimte geven en inbedden in groene corridors, zoals bijvoorbeeld in Mechelen en Gent gebeurt.'

Patrick Willems:
‘In een klimaatadaptatieplan reken
je alle scenario’s door en schrijf
je maatregelen in die efficiënt
en effectief zijn in elk van die
scenario’s. Dat noemen we
no-regretmaatregelen.’

Zijn lokale besturen zich voldoende bewust van het probleem?

‘Leuven heeft een studie besteld om een droogteplan op te maken. We zullen de vraag naar en het aanbod aan water in de stad in kaart brengen, de huidige en toekomstige knelpunten schetsen, en uitzoeken hoe we die kunnen wegwerken om de kans op een watertekort te beperken. Grotere steden als Antwerpen, Gent en Brugge hebben een klimaatadaptatieplan. 

 

Het plan van Brugge bijvoorbeeld schuift verschillende prioriteiten naar voren. De stad zet nog sterker in op het hergebruik van regenwater via individuele en collectieve hemelwaterputten. Het overtollige regenwater wordt waar mogelijk afgekoppeld van de riolering en naar de reien geleid. Verder bouwt Brugge aan een doordachte, groenblauwe inrichting van de publieke ruimte. Ten slotte onderzoekt ze de aanleg van waterrobuuste straten: holle wegen met hogere boordstenen, zodat er bij intense regenbuien een tijdelijke bergingscapaciteit is op de straten zelf. Ook bij sommige kleinere gemeenten staat klimaatadaptatie op de agenda. In het Meetjesland duiden ze de risico’s van de klimaatverandering aan, bekijken de mogelijke adaptatiestrategieën en vertalen dat regionale plan in gemeentelijke adaptatieplannen. In Eeklo heeft de dienst ruimtelijke ordening een nieuwe kijk op de aanleg van publiek domein: ze zet eerst in op groen en legt pas riolering aan als dat nodig is. 

 

Toch ontbreekt nog vaak kennis – niet onlogisch, want klimaatadaptatie is relatief nieuw – en worden er kansen gemist. Eenvoudige, zeer efficiënte en goedkope maatregelen, zoals afwatering naar infiltratiestroken in plaats van naar de riolering, worden nog veel te weinig genomen. De meeste gemeenten liggen er nog niet echt van wakker. Ze nemen in het kader van het burgemeestersconvenant wel maatregelen om hun CO2-uitstoot te verminderen, maar nu moeten ze ook werk maken van klimaatadaptatieplannen. Niet alles hoeft onmiddellijk te gebeuren, de gevolgen van de klimaatverandering zullen zich ook geleidelijk laten voelen, maar we moeten er nu wel aan beginnen.

 

Gemeenten staan voor de opmaak van een meerjarenplan. Het zou goed zijn om daar een klimaatadaptatiebudget in op te nemen, en de principes van klimaatadaptatie al mee te nemen bij elk nieuw plan of project. Belangrijk is de inwoners van bij de start van een planningsproces bij de herinrichting van de open ruimte te betrekken en hun wensen te koppelen aan wat nodig is op het vlak van klimaatadaptatie.’  

Wat zijn adaptatiemogelijkheden op het niveau van de individuele woning?

‘Bij nieuwbouw en renovatie is het verplicht een regenwaterput te installeren. Is de put vol, dan moet het water naar een infiltratievoorziening in de tuin gaan. Een kanttekening: het kan niet verplicht worden om het regenwater ook effectief te gebruiken, zodat veel mensen voor het toilet en de was nog leidingwater gebruiken, ook al hebben ze een hemelwaterput. Meer sensibilisering is dus nodig. En natuurlijk zijn de regenput en de infiltratievoorziening vaak geen optie in stadscentra waar mensen geen of maar een kleine tuin hebben. Daar zou de stad bijvoorbeeld collectieve hemelwaterputten onder pleinen kunnen installeren, waar het regenwater van een hele wijk wordt verzameld en vervolgens wordt verdeeld over de huizen in de wijk.

 

Een andere strategie is de ontharding van opritten en voortuinen. Nu loopt er nog te veel regenwater recht de riool in, terwijl het veel verstandiger is het te laten aflopen naar een lager gelegen zone in de tuin waar het kan insijpelen.

 

In stadscentra zijn groendaken zeer belangrijk. In een proefproject bekijken we of we niet meer water kunnen stockeren op die daken, zodat de begroeiing minder snel afsterft tijdens lange droge periodes. Je zou dat slim kunnen doen. Wordt er een hevige regenbui voorspeld, dan maak je het groendak leeg. Komt er een lange droge periode aan, dan zet je de klepjes dicht en hou je het water vast. We zullen allemaal meer regenwater moeten sparen en hergebruiken, ook bedrijven en landbouwbedrijven zullen niet anders kunnen.’  

We kunnen de precieze impact van de klimaatverandering nog niet inschatten. Maakt dat het niet lastig om ons eraan aan te passen?

‘We moeten flexibel adaptief ontwerpen, wat wil zeggen dat we met verschillende scenario’s rekening moeten houden. We weten dat de temperatuur in de wintermaanden met één tot vier graden zal stijgen, in de zomermaanden met twee tot zes, zeven. De verdamping zal toenemen met vijftien tot dertig, veertig procent. De winters zullen natter worden, de zomers droger. De verdroging in de zomer zal sterker zijn dan de vernatting in de winter. Het zal minder regenen in de zomer, maar de intensiteit van de regenval zal toenemen, er zullen langere droge periodes zijn.

 

In een klimaatadaptatieplan reken je alle scenario’s door en schrijf je maatregelen in die efficiënt en effectief zijn in elk van die scenario’s. Dat noemen we no-regretmaatregelen. Meer groen in de stad, dat kan er nooit te veel zijn. En het is een flexibele maatregel, je kunt klein beginnen en in de toekomst eventueel versnellen. Als je daarentegen een rioleringsbuis berekent op het slechtst mogelijke scenario, zul je daar misschien wel spijt van hebben. Dan eindig je misschien met buizen die te groot en te duur zijn, waarin het water te traag stroomt zodat de sedimenten bezinken en je verstoppingen en onderhoudsproblemen krijgt. Het is veel verstandiger om de buis die er nu zit te laten zitten en het extra water in natte periodes aan de oppervlakte te stockeren. Zelfs zonder klimaatverandering leveren noregretmaatregelen voordeel op.’ •  

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 4/2019