Nadia Nsayi kennisnetwerk def.jpg
Provider image

In Amerikaanse steden valt Christoffel Columbus van zijn sokkel, in Groot-Brittannië onderzoeken gemeenteraden wat ze zullen doen met standbeelden die verband houden met slavernij, in Gent en Ekeren werd een standbeeld van Leopold II verwijderd, andere standbeelden worden beklad. Toch is dit voor Nadia Nsayi geen reden om alle koloniale sporen te verwijderen, wel om ze te inventariseren en om over de geschiedenis te praten, zodat nieuwe kritische verhalen doorverteld worden.

Politologe Nadia Nsayi, schrijfster van Dochter van de dekolonisatie (EPO) en curator van het Antwerpse MAS, beseft dat niet alle beleidsmensen nu goed weten wat ze moeten doen met standbeelden en straatnamen die naar het koloniale verleden verwijzen. ‘Voor je als burgemeester of gemeenteraad over een oplossing nadenkt, moet je als beleidsmaker weten wie er in je gemeente of stad woont,’ zegt ze. Speelde de culturele diversiteit zich vroeger in Brussel of Antwerpen af, vervolgens ook in Mechelen of Leuven, nu is dat zelfs in Aalst of Landen, waar Nadia Nsayi in het begin van de jaren negentig opgroeide zonder dat ze veel mensen tegenkwam die ook gekleurd waren.

 

Inventariseer

‘Dit betekent de complexiteit van de diversiteit bestuderen. Je moet je afvragen welke grote gemeenschappen in je stad wonen. In Aalst is de zwarte gemeenschap de laatste tien jaar enorm toegenomen, dat zijn mensen van Congolese of Rwandese origine die Brussel ontvluchten. Als lokale overheid is het belangrijk om je dan in die groep te verdiepen. Het profiel van de mensen in de Congolese gemeenschap is helemaal anders dan dat van mensen in de Marokkaanse gemeenschap, denk alleen maar aan het geloof.’

Ze weet hoe moeilijk het soms is, want bijvoorbeeld cijfers zijn er alleen op het vlak van nationaliteit te vinden, niet op het vlak van afkomst. Dat is een taboe en zou racistisch kunnen werken, zoals Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben ondervonden. ‘Ik begrijp dat taboe,’ zegt Nadia Nsayi. ‘Ik zie in het MAS heel weinig zwarte mensen, maar ik heb daar geen cijfers over. Als ik die wel had, was een diversiteitsbeleid gericht op een specifiek doelpubliek mogelijk, want dan weet je welke groepen je niet bereikt. Soms kan het dus nuttig zijn.’ Voor haar is dat interessante informatie, een onderdeel van de kennis die je als bestuurder nodig hebt. ‘Als er in je gemeente weinig mensen van Congolese origine wonen, dan zal er wellicht niet zo’n groot koloniaal debat komen.

Als dat wel het geval is, kun je maar beter op een debat anticiperen.’ Ze beseft dat het een grote uitdaging is, maar ze heeft er nóg een in petto, en dat is de dialoog die een lokaal bestuur moet voeren door buiten verkiezingstijd nieuwe participatiemechanismes te gebruiken. Dat kan aan de hand van de koloniale sporen in de eigen gemeente. Op basis van deze inventaris kun je met de inwoners bespreken wat wel of niet gevoelig ligt. Als er vier of vijf verwijzingen naar het koloniale verleden zijn, kun je een stadswandeling langs die plaatsen maken zoals dat ondertussen in Brussel, Leuven, Hasselt, Gent en Antwerpen gebeurt. ‘Dat is interessant voor inwoners maar ook voor de scholen.’ Voor inspiratie verwijst Nadia Nsayi naar Het dekoloniseringsparcours van Lucas Catherine.

 

Nadia Nsayi:
‘Je identificeert je toch meer met de straat waarin je woont
dan met een standbeeld?
Als er nieuwe wijken worden aangelegd,
maak dan ruimte
voor straatnamen voor vrouwen en mensen van kleur.’

Debatteer

Wanneer alle monumenten en straten in kaart gebracht zijn, kan een bestuur passief afwachten tot het debat begint of zelf dialoogmomenten opzetten. ‘We moeten beletten dat beelden halsoverkop worden weggehaald. Als dat gebeurt, heeft de dialoog gefaald.’ Nadia Nsayi noemt dit zelfs de gemakkelijkste oplossing: ‘Maar veel mensen begrijpen het dan niet. Om dat uit te leggen heb je tijd nodig. Zo kun je ook op basis van je inventaris over koloniale sporen zelf een informatieavond inrichten. Alles hangt af van wat er bij je inwoners leeft. Het mogen geen actiegroepen van elders zijn die je tot de afbraak verplichten. Maar om te weten wat de eigen lokale dynamiek is, heb je veel creativiteit nodig, zoiets kun je niet kopiëren.’ In elk geval is het fijn met de scholen koloniale sporen te bezoeken. ‘Ik kan niet uit puur ideologische overtuiging zeggen dat de beelden weg moeten, maar wel wil ik in dialoog gaan over wat er staat, wat het betekent en meezoeken naar een aanvullend kritisch narratief.’

Het standbeeld van Lippens en De Bruyne in Blankenberge staat er niet alleen omdat ze officieren waren, maar ook omwille van de verovering en bezetting van Congo. ‘Dat standbeeld kan alleen blijven als dat eenzijdige narratief doorbroken wordt. Dus moet je op zoek naar nieuwe en aanvullende verhalen en die kun je vinden bij je eigen bevolking,’ zegt Nadia Nsayi die een kaartje met een aanvullende tekst te gemakkelijk vindt. ‘In Ekeren volstond het niet. Het beeld werd in brand gestoken en is weg. Alles hangt er ook van af wie die tekst schrijft, natuurlijk. Het heeft geen zin om het alleen aan historici over te laten. Veel jongeren zijn bezig met slam poetry, er valt perfect een combinatie te maken met een artistieke en wetenschappelijke invulling.’ Lastige monumenten ziet ze als een kans om over het verleden te spreken, het op een andere manier voor te stellen en om er elkaar tegen te komen.

Maar straatnamen vindt ze nog interessanter. ‘Je identificeert je toch meer met de straat waarin je woont dan met een standbeeld? Als er nieuwe wijken worden aangelegd, maak dan ruimte voor straatnamen voor vrouwen en mensen van kleur. Dat is mijn oproep: geef hun een plaats in de publieke ruimte. Beelden geven je de kans om een kritisch, wetenschappelijk en artistiek verhaal te vertellen, maar ook straatnamen zijn een manier om met elkaar in dialoog te gaan. Zorg dat in de straatnamencommissie mensen van kleur zetelen. Ook daarvoor moet je weten wie er in je gemeente woont.’ Bij het debat over de standbeelden ziet ze vooral mondige intellectuelen van Congolese origine optreden, maar zij pleit ervoor om ook aan gewone mensen te vragen wat ze van een standbeeld vinden of welke naam een straat moet krijgen.

‘Tot nu toe is de geschiedenis alleen maar geschreven door witte mannen. Er zijn best wel voorbeelden te vinden, zoals Sofie Lemaire in het programma over de vrouwelijke straatnamen aantoonde en waarbij de Belgisch-Congolese verpleegster Augusta Chiwy omwille van haar werk in het Ardennenoffensief in Leuven een straatnaam heeft gekregen. Vrouwen en mensen van kleur werden meestal vergeten, je moet stappen zetten om die verhalen te zoeken. Doe een oproep in het gemeentelijke informatieblad en je zult versteld staan van de verhalen die opduiken.’

 

Op schoolreis

Het Schaarbeekse monument van de Force Publique, het koloniale leger, heeft al een nieuw narratief gekregen. Het werd in de jaren zeventig door witte oud-officieren opgericht en sinds 2006 organiseert de Congolese gemeenschap er jaarlijks een evenement om de zwarte soldaten te herdenken voor hun belangrijke overwinningen tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. ‘Als je als leerkacht op school bezig bent met de Wereldoorlogen en de kolonisatie is het een kans om iets met dat monument te doen.’ Schaarbeek staat vol koloniale sporen, denk maar aan de Lambermontlaan die genoemd is naar de onderhandelaar van Leopold II op de Conferentie van Berlijn. Leopold II legde het Josaphatpark aan.

Er zijn nog mogelijkheden. ‘Het is jammer dat de onafhankelijkheid van Congo op 30 juni valt, want dan begint de vakantie en kun je niet iemand van Congolese origine over de jaren vijftigzestig laten vertellen. Maar dat kan wel op de dag van de migrant. Zo creëer je ruimte voor andere verhalen. De betekenis van migratie leer je uit de cijfers, de mensen maar ook uit hun verhalen. Waarom zijn ze gevlucht, waarom wonen ze in je gemeente?’ En passant geeft ze alle leerkrachten van de derde graad de tip om het lessenpakket over het koloniale verleden van Studio Globo te downloaden.

 

Solidariteit

‘Ontwikkelingssamenwerking is een voortvloeisel van het koloniale systeem. Afrika is arm, wij zijn rijk en moeten helpen.’ Nadia Nsayi heeft het liever over internationale solidariteit want daarin zit tweerichtingsverkeer. ‘Moet het geld alleen van hier naar daar gaan? Dat creëert een machtsrelatie. Het gaat ook om waardigheid, de waarde van elke partner en dat je moet streven naar gelijkwaardig partnerschap.’ Voor haar mogen de volgende generaties niet opgroeien met het idee dat Europa Afrika moet redden.

‘Rwanda gaat heel wijs om met plastic. Dit kan interessant zijn voor een Belgische gemeente. “Wat kunnen we voor elkaar doen,” zo begint een gelijkwaardig partnerschap.’ Ze wil het ook nog over Wereldraden en adviesraden hebben. ‘Het is een interessant instrument, maar wie zetelt er in die raad en hoe worden nieuwelingen ontvangen? Is er ruimte voor de vierdepijlerorganisaties? Veel mensen van Afrikaanse origine zijn daar op een of andere manier bij betrokken, ook hen moet je identificeren en meenemen. Het is belangrijk om mensen die niet evident tot zo’n adviesraad toetreden, er toch bij te halen.’

 

BLM

Waarom moet een gemeente zich hiermee bezig houden? Nadia Nsayi: ‘Je zit met een groeiende diversiteit, met tegenstellingen. Of je het wilt of niet, die tegenstellingen komen ooit naar boven. Zonder gesprek monden ze als frustraties uit in woede en soms geweld. Die polarisatie kun je beter voorkomen door de tegenstellingen te managen. Zelfs dingen die buiten de gemeente of aan de andere kant van de wereld gebeuren, hebben een impact. De dood van George Floyd moet je in de klas bespreken, want ze gaf ook aanleiding tot racismebetogingen in Brussel en vervolgens ontstond er een dynamiek in Brugge, Leuven en Halle waar koloniale sporen werden bekritiseerd. Als er mensen uit die groep in je gemeente wonen, nodig ze uit en vraag hun te vertellen over hun verleden, over hun problemen vandaag en over hun dromen voor een gezamenlijke toekomst.’

 

Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Voor Lokaal 09 | 2020