Dit wetsvoorstel werd ingediend door Christoph D’Haese en Melissa Depraetere.

De VVSG werd ook uitgenodigd in de hoorzitting van de Commissie Justitie van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers op dinsdag 15-09-2020.

Zij maakte van de gelegenheid gebruik om aan te geven wat de positieve elementen in het wetsvoorstel zijn, met name: het feit dat men oog heeft voor de schuldenaar en zijn schulden, dat men wil zoeken naar efficiëntie en effectiviteit in het opvolgen van iemands schulden en dat men oplossingen wil zoeken voor oplopende invorderingskosten.

Daarnaast hebben we aangegeven wat we belangrijk vinden in het omgaan met mensen met schulden en wat de knelpunten in dit wetsvoorstel zijn.

Wat is belangrijk bij het omgaan met mensen met schulden?

Wel, mensen met schulden worden best aangespoord om zo snel als mogelijk de stap naar de hulpverlening te zetten. Een erkende instelling voor schuldbemiddeling zoals OCMW’s in heel veel gevallen zijn, gaat na of iemands schulden gegrond zijn, gaat de hoeveelheid schulden en de overeenkomende saldo’s bekijken in functie van mogelijke afbetalingsregelingen, enz. Dit gebeurt op een kwaliteitsvolle manier met zowel een maatschappelijk werker als een jurist. Men bekijkt ook welke de meest passende hulpverlening voor iemand is: bijv. budgetbegeleiding, budgetbeheer, (enkel) schuldbemiddeling, enz., zowel buitengerechtelijk als in de gerechtelijke procedure ‘collectieve schuldenregeling’.

Bijkomende invorderingskosten voor mensen die het al moeilijk hebben om de facturen te betalen, worden ook best zoveel mogelijk vermeden.

Belangrijke principes als de privacy van de persoon in kwestie, het proportionaliteitsbeginsel en het finaliteitsbeginsel bij het uitwisselen van informatie moeten ook nageleefd worden.

Als we meer kijken naar de OCMW’s zelf, vinden we het belangrijk dat hulpverleners zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen werken en dat men het beroepsgeheim van de maatschappelijk werker hoog in het vaandel blijft dragen.

Dit wetsvoorstel bevat, volgens ons, toch ook nog een aantal knelpunten:

  • De schulden die mensen hebben kunnen hun oorsprong kennen in deze ‘coronatijden’ maar dateren ook heel vaak van ervoor. Men bekijkt dit best globaler.
  • Het wetsvoorstel sluit een aantal soorten schulden uit en dit is niet wenselijk. Zo kan je, als hulpverlener, niet werken aan iemands globale situatie.
  • Men mag de expertise van de sector van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling (waaronder OCMW’s als grote actor) en de professionaliteit van de medewerkers echt wel erkennen!
  • De maatschappelijk werker heeft een beroepsgeheim. Dit komt de vertrouwensrelatie tussen cliënt en maatschappelijk werker ten goede. En dit moet ook terdege nageleefd worden bij nieuw op te zetten regelingen. Zo stellen wij in vraag of het raadzaam is dat er uitgebreide info wat betreft de aard van de hulpverlening (en de stappen die erin gezet zijn) opgenomen wordt op een centrale plaats waarvan de info uitgewisseld wordt.
  • De voorgestelde regelingen in dit wetsvoorstel gaan uit van het gegeven akkoord van de schuldenaar om bepaalde gegevens uit te wisselen, maar wij stellen de vrijwilligheid hiervan in vraag.
  • Men voorziet in bepaalde acties in en communicatie-uitwisseling via het Centraal Bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest (het zogenaamde CBB) en het centraal digitaal bemiddelings- en communicatieplatform: het is onduidelijk welke actor (schuldenaar, OCMW, gerechtsdeurwaarder) welke mogelijkheden heeft en krijgt op welk moment wat betreft schrijfrecht, inzagerecht, enz.
  • Daarnaast zijn er onvoldoende garanties voor (het beheer van) de onafhankelijkheid van dit  centraal platform en zouden de rechten en verantwoordelijkheden van ieder best duidelijk omschreven worden.
  • En ten slotte willen we ook de (administratieve) werklast voor de maatschappelijk werkers benoemen. Men verwacht dat zij bepaalde zaken (laten) registreren naast hun eigen registraties (in hun eigen cliëntregistratiesysteem). Het is belangrijk dat dit op een manier kan gebeuren die zo efficiënt en effectief mogelijk is.

Ten slotte hebben we meegegeven dat de VVSG steeds bereid is om verder te participeren in deze besprekingen en mee na te denken over mogelijke oplossingen.

Een belangrijke conclusie van deze besprekingen binnen de commissie (na het horen van diverse professionals en beroepsgroepen en na het verleende schriftelijk advies van de Raad van State en de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA)) was dat dit alles zal herbekeken worden in functie van een globale visie die doordacht is en van waaruit wetsvoorstellen kunnen ontspruiten.