Auteur:

Gepubliceerd op: 14-07-2020

Update 6/9/21 - Dit is een geactualiseerde versie van een eerder verschenen nieuwsbericht.


Sinds 1 augustus 2021 zijn er meer mogelijkheden om de koopkracht van personeel te verhogen.

In het sectoraal akkoord dat op 8 april 2020 afgesloten werd, staan drie verplichtingen:

  1. Het optrekken van de maaltijdcheque tot het maximum van €8 per cheque, zonder verplichting voor het bestuur om de maaltijdcheques op jaarbasis per VTE met meer dan €100 te verhogen.
  2. Het toekennen van 'cheques allerhande' ter waarde van €200 per jaar per VTE.
  3. Het optrekken van de tweede pensioenpijler naar minstens 2,5% op het salaris (of equivalente percentages voor besturen die met een pensioentoezegging van het type vaste prestaties werken). 

Om te voldoen aan de tweede verplichting uit het sectoraal akkoord, kan gebruik gemaakt worden van lokale handelaarsbonnen. Maar ook voor de eerste verplichting is het in sommige gevallen toegelaten om lokale handelaarsbonnen in te zetten: de verhoging van maaltijdcheques (eerste verplichting) kan pas in de loop van het jaar 2020 ingevoerd worden. Soms lukt het daardoor niet meer om dit jaar nog aan €100 per VTE te komen. Specifiek voor het jaar 2020 kan de late(re) invoering van de verhoging daarom opgevangen worden met ‘cheques allerhande’ en dus ook bijvoorbeeld met lokale handelaarsbonnen.

Lokale handelaarsbonnen bestaan juridisch niet onder die naam. De term die men in de wetgeving gebruikt, is de 'cadeaucheque'. In de praktijk overwegen lokale besturen de volgende drie werkwijzen:

1. Een werkgever mag aan zijn personeel een cadeaucheque van maximum €40 per personeelslid per jaar toekennen, naar aanleiding van Sinterklaas, Kerstmis of Nieuwjaar. Deze cadeaucheques zijn vrijgesteld van sociale bijdragen (artikel 19 §2, 14° van het RSZ-besluit van 28 november 1969) en fiscale bijdragen. Als iets als een sociaal voordeel wordt aangemerkt, kan het volgens artikel 38 §1, eerste lid, 11° WIB 92 niet als loon beschouwd worden. Bij de commentaar op het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 lezen we dat - onder meer - de volgende zaken vrijgesteld zijn: “23° cultuur-, geschenk- en surprisecheques die een geringe waarde hebben en door een onderneming met een duidelijk sociaal doel en niet als eigenlijke bezoldiging voor geleverde prestaties aan haar personeelsleden worden toegekend.”

2. Daarnaast is er de tijdelijke consumptiecheque, een cheque die speciaal uitgegeven is naar aanleiding van de coronacrisis en maximum €300 euro mag bedragen. De consumptiecheque is vrijgesteld van fiscale en socialezekerheidsbijdragen (zie art. 19quinquies van het RSZ-besluit van 28 november 1969, zoals gewijzigd door het KB van 15 juli 2020, BS 17 juli 2020 en door de Wet van 31 juli 2020 tot wijz. diverse bepalingen met het oog op de invoering van de elektronische consumptiecheques, BS 17 augustus 2020. Beide wetteksten zijn op 17 juli 2020 in werking getreden. Het artikel 19quinquies is vervolgens nogmaals gewijzigd door het besluit van 21 juli 2021 (!), BS 29 juli 2021).

Een werkgever mag een consumptiecheque tot maximum €300 toekennen, te besteden:

  • in de horecasector en in kleinhandelszaken. De verplichting dat de kleinhandelszaak hoogstens 10 werknemers in dienst heeft en dat de zaak tijdens de coronacrisis verplicht langer dan één maand gesloten moet zijn geweest, vervalt voor bestedingen vanaf 1 augustus 2021. 
  • in instellingen in de culturele sector wanneer de instelling erkend, goedgekeurd of gesubsidieerd wordt door de bevoegde overheid maar voortaan ook in wellnesscentra (inclusief zonnebanken, sauna's, jacuzzi's, stoomcabines en hammams), in bioscopen, in toeristische attracties
  • bij sportverenigingen die tot een van de nationale sportfederaties behoren of voor wie een sportfederatie bestaat die erkend of gesubsidieerd is door de gemeenschappen, maar vanaf 1 augustus 2021 ook in bowlingzalen, fitnessruimtes en zwembaden
  • voortaan ook in schoonheidssalons, kappers, niet-medische pedicurezaken, nagelsalons, massagesalons, kapperszaken en barbiers, tatoeage- en piercingsalons
  • (ook nieuw vanaf 1 augustus 2021) in rijscholen 

De geldigheidsduur van de consumptiecheque wordt verlengd tot 31 december 2022 (zelfs als op de papieren drager nog de vorige data van 7 juni 2021 of 31 december 2021 vermeld staan). Hij mocht uitgereikt worden tot en met 31 december 2020.  Uitzonderlijk mocht de consumptiecheque uitgereikt worden tot en met 30 juni 2021 in de sectoren die over de toekenning ervan beslist hebben na een financieringsbeslissing van de subsidiërende federale of Vlaamse overheid tussen 1 november 2020 en 31 december 2020 (KB 28 december 2020).

3. Ten slotte creëert het nieuwe besluit van 21 juli 2021 ook de tijdelijke coronapremie. Dat is een "cheque" van maximum 500 euro per personeelslid, die een werkgever kan toekennen tussen 1 augustus 2021 en 31 december 2021 en geldig is tot 31 december 2022. Volgens de website van de RSZ kan deze coronapremie ook toegekend worden in de publieke sector. De coronapremie is, net zoals de consumptiecheque, vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen, maar er geldt op de coronapremie wel een bijzondere werkgeversbijdrage van 16,50% (zie https://www.socialsecurity.be/employer/instructions/dmfa/nl/latest/instructions/special_contributions/other_specialcontributions/corona_bonus_contribution.html). 

De VVSG heeft over de lokale handelaarscheques een heldere brochure uitgegeven. De consumptiecheque of coronapremie werd hierin niet opgenomen.

Marijke De Lange