Als lid van het BCSD moet heb je een belangrijke verantwoordelijkheid. In eerste instantie beslis je samen met de andere BCSD-leden over individuele hulpaanvragen, daarnaast kan je meewerken aan adviezen voor de beleidsorganen. Om die verantwoordelijkheid waar te maken zijn er belangrijke rechten die een gewone burger niet heeft. Tegenover die rechten staan een aantal plichten om ervoor te zorgen dat er geen misbruik gemaakt wordt van de rechten. Hieronder een overzicht:

Rechten als BCSD-lid

Specifiek inzagerecht

BCSD-leden hebben een specifiek inzagerecht als het gaat over de voorbereiding van de BCSD-vergadering. Dit recht zorgt ervoor dat je als BCSD-lid de dossiers die op de agenda staan goed kan voorbereiden. Dat kan pas als je inzage hebt in de relevante gegevens die nodig zijn om te kunnen beslissen. Daarom worden die gegevens ter beschikking gesteld vanaf het moment dat je de agenda van de vergadering ontvangt. De wijze waarop die gegevens ter beschikking gesteld worden, kan per bestuur verschillen. Kijk daarom in het huishoudelijk reglement van het BCSD. Wanneer je dat vraagt zullen die gegevens ook elektronisch bezorgd worden. Belangrijk daarbij:

  • Het gaat hier enkel over de informatie die nodig is om te kunnen beslissen.
  • Deze informatie is er enkel om de vergadering voor te bereiden. Na de vergadering heb je geen standaardtoegang meer tot deze gegevens. Wil je ze toch nog inzien, dan zal dat kunnen via de procedure van het algemeen inzagerecht (zie hieronder).
  • Wanneer men elektronische inzage vraagt, zal men die krijgen, maar moet men wel absoluut zeker zijn dat de gegevens voldoende beschermd zijn. Dat vraagt mogelijk investeringen van het OCMW, maar ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel van het BCSD-lid om deze gegevens vertrouwelijk te houden.

Zie art. 20 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD

Algemeen inzagerecht

Waar het specifieke inzagerecht ging over de stukken die nodig zijn om de vergadering van het BCSD voor te bereiden, gaat het algemeen inzagerecht veel verder. Het gaat om een inzagerecht in alle dossiers, stukken en akten met betrekking tot het bestuur van het OCMW (niet de gemeente!), ongeacht de drager, en dit zonder dat deze stukken noodzakelijk rechtstreeks betrekking hebben op een volgende vergadering van het BCSD.

BCSD-leden kunnen op basis van dit recht ook een kopie van de dossiers, stukken en akten vragen. Maar, er is wel geen recht op afschrift (of een eigen elektronische kopie) voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het OCMW en de onderhoudsplichtigen van de cliënten. Juist die dossiers zijn relevent voor de leden van het BCSD. De wijze waarop het algemeen inzagerecht geregeld is, wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement van het BCSD.

Zie art. 75 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden

Recht om technische inlichtingen te vragen

BCSD-leden krijgen ten laatste acht dagen voor een vergadering de agenda en alle relevante stukken die daarbij horen. Wanneer een dergelijk stuk niet duidelijk is, dan kan het lid de algemeen directeur vragen om technische uitleg. De algemeen directeur antwoordt zelf of duidt een personeelslid (bijvoorbeeld het hoofd van de sociale dienst) aan dat de inlichtingen verstrekt. In het huishoudelijk reglement van het BCSD wordt dit verder uitgewerkt.

Zie art. 20 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD

Recht om agendapunten toe te voegen

BCSD-Leden kunnen tot vijf dagen voor de BCSD-vergadering punten aan de agenda toevoegen als de oproepingstermijn niet ingekort werd tot vijf dagen. Werd deze termijn wel ingekort, dan moet het huishoudelijk reglement van het BCSD ook een kortere termijn (bijvoorbeeld drie dagen) voorzien tot wanneer BCSD-leden zelf punten aan de agenda kunnen toevoegen. Voor individuele beslissingen over hulp lijkt dit recht niet relevant aangezien zo een hulpaanvraag eerst geregistreerd wordt en daarna onderzocht wordt door de sociale dienst. Wij denken dat het vooral zinvol is om een punt toe te voegen wanneer je als BCSD-lid van mening bent dat het BCSD best een advies kan geven over een bepaalde problematiek.

Om zelf een punt op de agenda te plaatsen, moeten je een toegelicht voorstel van beslissing bezorgen aan de algemeen directeur, die het doorgeeft aan de BCSD-voorzitter. De algemeen directeur zorgt ervoor dat de andere BCSD-leden zo snel mogelijk de aanvullende agendapunten krijgen, samen met de toegelichte voorstellen. In principe komen alle punten in aanmerking die tot de bevoegdheid van een bijzonder comité voor de sociale dienst behoren.

Zie art. 21 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD

Meer informatie over de rechten: zie het huishoudelijk reglement

Een belangrijk werkinstrument voor BCSD-leden is het huishoudelijk reglement van het BCSD. Het huishoudelijk reglement werkt o.a. de rechten concreet uit door bijvoorbeeld in concrete procedures te voorzien. Het huishoudelijk reglement kan de rechten van BCSD-leden concretiseren en aanvullen, maar kan er niet tegen ingaan. BCSD-leden moeten de bepalingen ervan naleven. Het huishoudelijk reglement is een belangrijk document want daar staan de praktische werkingsregels in die de leden van het BCSD zouden moeten kennen.


Zie art. 29 §3 volgens artikelen 110, 89, 111 en 113 van het DLB

Veelgestelde vragen over de rechten die BCSD-leden hebben

Plichten als BCSD-lid

Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht

Als BCSD-lid krijg je vanuit je mandaat kennis van heel erg gevoelige gegevens van mensen. Ook heb je een ruim inzagerecht in hun dossiers. Als tegenhanger hiervoor moeten BCSD-leden vertrouwelijke gegevens uit de openbaarheid houden.
Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht zijn termen die vaak door elkaar gebruikt worden. Ze worden door de wet- en decreetgever ook niet duidelijk gedefinieerd. Rechtsleer en rechtspraak proberen zoveel mogelijk te verduidelijken, maar zorgen ook voor tegenspraak. Het is in de praktijk dan ook niet vanzelfsprekend om deze begrippen van elkaar te onderscheiden. Wij zien het als volgt:

Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht:

Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht zijn synoniemen. Het beroepsgeheim wordt opgelegd door het Strafwetboek, waardoor inbreuken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden (ook al is er geen schade bij derden). Het decreet lokaal bestuur bevestigt dat deze geheimhoudingsplicht van toepassing is. Naast een mogelijke strafsanctie kan een inbreuk op het beroepsgeheim ook schade berokkenen en aanleiding geven tot een schadevergoeding. Wat een ‘geheim’ is, wordt niet gedefinieerd. We mogen aannemen dat dit in een lokale context gaat om informatie die:

  • het BCSD-lid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie;
  • niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden;
  • in het kader van een vertrouwensrelatie (bijvoorbeeld een hulpverleningsvraag) toevertrouwd werd.

Discretieplicht:

Discretieplicht is een verzamelbegrip waarvoor soms een wettelijke basis bestaat en soms niet. Het gaat om informatie die:

  • het BCSD-lid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie
  • niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden.

Het verschil met de geheimhoudingsplicht is dat het bij de discretieplicht niet alleen gaat om informatie die wordt verkregen in het kader van een vertrouwensrelatie. Voor BCSD-leden zal dus vooral het beroepsgeheim/de geheimhoudingsplicht van belang zijn.

BCSD-leden hebben de plicht om bij het communiceren voorzichtigheid te hanteren. Wanneer er door toedoen van een BCSD-lid zaken uit de beslotenheid gehaald worden, die niet publiek gemaakt kunnen worden, dan maakt dat lid mogelijk een fout die eventueel schade berokkent en die zo aanleiding kan geven tot een schadevergoeding.

Zie art. 29, §3 en §4 DLB die via art. 110 DLB van toepassing zijn op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD en art. 458 van het Strafwetboek

Deontologische plichten

Elk bestuur heeft een deontologische code, zowel voor de medewerkers als voor de politici. De deontologische code voor mandatarissen geeft een belangrijk kader waarbinnen elke mandataris veilig kan werken. Specifiek voor het BCSD kan een aanvullende code opgemaakt worden. Dit raden we ook aan gelet op de zeer specifieke taak die het BCSD heeft en de grote gevoeligheid van dossiers die er besproken worden.

Zie art. 39, 74 en 112 DLB

Veelgestelde vragen over de plichten die BCSD-leden hebben

Ook interessant:

deontologische bepalingen