2022Lokaal0708 - In warme buurten zorgt iedereen voor elkaar.png
Provider image

Lokale besturen zijn het best geplaatst om te weten welke behoeften er in een buurt zijn en hoe of door wie ze kunnen worden opgelost. Vervolgens kunnen ze dan als een regisseur de vele mensen en verenigingen die zich vrijwillig willen inzetten voor hun buurt, in actie brengen. De gemeente behoudt het best het overzicht, zo blijkt uit de ervaringen van de projecten zorgzame buurten in Pelt en Deerlijk.

Meestal vertrekken zorgzame buurten vanuit het lokale dienstencentrum, omdat dit ook actief outreachend werkt en een buurtanalyse opstelt. Al is het lokale dienstencentrum in Deerlijk een mobiel centrum. ‘Niet in de zin dat het rondrijdt, maar wel dat het sinds 2012 afwisselend in elk van de vijf wijken plaatsvindt, meestal in buurthuizen maar in een bepaalde wijk ook in de school,’ vertelt Sarah Barbe, als adjunct-algemeen directeur van Deerlijk verantwoordelijk voor Burger en Welzijn. Twee jaar lang was er maandelijks in de wijken minstens één maaltijd, zitturnen en een andere activiteit. ‘Toen er na twee jaar geen projectmiddelen meer waren, legde de gemeente met de provincie samen, omdat het project zo waardevol was.

Mensen in de buurt samenbrengen werkt echt. Van bij de start gebeurde dit in wisselwerking met Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen zoals SAAMO toen in Deerlijk nog heette.’ Ook in Pelt waren er tijdens de vorige beleidsperiode en dus nog vóór de fusie van Over- en Neerpelt al outreachende initiatieven voor de kwetsbare doelgroepen, zoals bezoeken aan alleenstaande 65-jarigen. Voor Ann Van Dorpe, schepen in Pelt en voorzitter van de welzijnsregio Noord-Limburg, kwam het concept zorgzame buurten net voor de fusie ter sprake. ‘Samen met de administratie kozen we er met het bestuur heel duidelijk voor om dit vanaf de fusie uit te werken in twee buurten.’ Hiervoor wordt er met cijfers gewerkt maar ook met kwalitatief onderzoek, er wordt dus naar de mensen geluisterd.

 

Dicht bij de mensen

In Deerlijk kwam er in Sint-Lodewijk een zorgzame buurt. Voor Sarah Barbe is het grote verschil met een mobiel dienstencentrum dat je niet de mensen naar het centrum laat komen maar dat je zelf naar de mensen trekt. ‘Tot bij hen in huis. Behoeften moet je zo dicht mogelijk bij de mensen detecteren en dan kun je van het informele gesprek overgaan naar een formele oplossing.’

Ook in Pelt voert de buurtwerker buurtgesprekken. Ann Van Dorpe: ‘Net voor corona hielden we in een gehucht zelfs straatbezoeken, bij de bewoners van sociale woningen bijvoorbeeld. Zo konden we de behoeften uit de buurtanalyse detecteren, ook samen met het Huis van het Kind. Alle partners waren in de weer om te weten te komen wat er leefde, welke behoeften er waren. Dan nodigden we iedereen uit in de voetbalkantine, dat was een paar dagen voordat corona uitbarstte. Er was veel volk en een fijne dynamiek, de belangrijkste verenigingen waren erbij. Daaruit ontstonden nieuwe werkgroepen zoals zorgzame buurt in samenwerking met de lokale seniorenvereniging en Samana (ziekenzorg), een buurtkrantje om meer informatie over de buurt te verspreiden en te vernemen en lokaal groen als derde werkgroep. Maar toen brak de pandemie uit.’ De wereld ging op de rem staan.

 

Buren opzoeken

Al voor de pandemie waren er in Pelt Buurtgezellen, in de zorgzame gehuchten worden samenwonende tachtigplussers bezocht. ‘Zo was er contact met de doelgroep, werden behoeften gedetecteerd en doorgegeven. En konden we iemand tijdens corona telefonisch niet bereiken, dan staken we onze voelsprieten uit.’ Voor Ann Van Dorpe zet je zo lokaal in op verbinding. ‘Vroeger gebeurde dit eerder via de parochiezalen, nu is het meer gecentraliseerd en gedigitaliseerd. Niet iedereen is even mee en vindt er zijn weg. Dat heeft COVID-19 blootgelegd, waardoor in het bestuur het draagvlak voor zorgzame buurten is gegroeid.’

In Deerlijk zijn de Zorgzame Buren en de vrijwilligers die verjaardagsbezoeken afleggen, voelsprieten van de gemeente. ‘Ze zijn bekend in hun omgeving. Voor veel mensen is het gemakkelijker een vraag te stellen aan iemand uit de buurt,’ legt Sarah Barbe uit. ‘Daarom vallen we graag terug op deze vrijwilligers die op tijd doorverwijzen, want als iemand iets ter sprake brengt dat hun petje te boven gaat, stappen ze naar de buurtzorgcoördinator. Bovendien hebben we hen een opleiding signaalfunctie gegeven, ze kennen de doorverwijskaarten, vinden een klankbord bij de buurtzorgcoördinator en er is onderlinge intervisie. Zo hebben we een korte lijn tussen het formele en het niet-formele.’

 

Tijd, veel tijd

Dit allemaal realiseren neemt tijd in beslag. Dit proces vraagt tijd en luisteren naar de buurt is van groot belang. Sarah Barbe: ‘Toen we in een zorgzame buurt een Café Dialoog organiseerden om de buurt aan te spreken, te luisteren naar wat er leefde en het idee van een buurtrestaurant af te toetsen, merkten we algauw dat de buurt hier niet om zat te springen. We hebben dit dus ook niet verder uitgewerkt.’

Ook volgens Ann Van Dorpe is een warme buurt niet op een half jaar gefikst. ‘Mensen moeten elkaar leren kennen, elkaar leren vertrouwen, ze moeten weten wat ze van het lokale bestuur mogen verwachten. Voor een duurzaam effect moet je de tijd nemen. Bovendien is het meer dan een yogasessie in je dienstencentrum inplannen, je moet stapsgewijs met de buurt aan de slag gaan. Door de gemeentelijke fusie die meer werk vergde dan gedacht en ook meer impact had, liepen er bij ons een aantal processen tegelijk en daarbovenop kwam de pandemie. Net als in veel gemeenten voerden we acties op een andere manier, zo begonnen vrijwilligers te bellen. Daar hebben we veel uit geleerd.’

Sarah Barbe beschouwt dat als een voordeel van die hele periode: ‘In de coronaperiode waren er mensen met tijd over die ze graag zinvol als vrijwilliger wilden besteden. Om de match te maken tussen wat mensen nodig hadden en wat vrijwilligers konden doen, werkten we via een vrijwilligersplatform. Een algemene actie was de belronde, maar er waren ook één op één afspraken voor mensen die niet naar de winkel durfden of hun hond niet durfden uitlaten. Bepaalde mensen hebben het vrijwilligerswerk ontdekt, we proberen dat nu voort te zetten.’

 

Gemeentelijke taak

Moeten gemeenten hiervoor zorgen? Is het een gemeentelijke overheidstaak om mensen in wijken zorgzaam met elkaar te doen omgaan? Ann Van Dorpe vindt dat de gemeente initiatieven kan nemen maar vooral ook mensen en verenigingen het juiste duwtje in de rug kan geven. ‘Daarvoor moet je weten hoeveel verenigingen er nog zijn en hoe actief ze nog zijn. Je moet echt op maat van de buurt werken. Het is bovendien geen cyclisch gegeven, want een buurt verandert voortdurend. We moeten vooral de regie op ons nemen, want als gemeente heb je het brede overzicht, je moet geen actorrol overnemen want onder een dikke dennenboom groeit er niets. Het is de taak van de overheid om de onderbescherming tegen te gaan, in dat plaatje passen de zorgzame buurten.’

Ook al telt Deerlijk nog veel actieve verenigingen, Sarah Barbe ziet hier zeker een taak voor het lokale bestuur. ‘Die taak zal op termijn nog toenemen, want het vrijwilligerswerk evolueert. Als het engagement van een individu of vereniging stopt, is het aan het lokale bestuur om hier iets mee te doen, want het is van zulk fundamenteel belang.’ Dat zag ze ook al gebeuren tijdens corona, toen een aantal diensten moeilijker te bereiken waren. ‘Dan komen de mensen met hun vragen naar het sociaal huis. Die bereikbaarheid is van belang om mensen vooruit te kunnen helpen.’

 

Alle diensten mee

‘We leerden tijdens het proces ook dat een duidelijke beleidskeuze over alle domeinen heen van cruciaal belang was,’ zegt Ann Van Dorpe. ‘Want dit is een geïntegreerd verhaal, alle diensten moeten mee zijn. En tegelijk moet je ook werken aan quick wins. Sommige behoeften hebben een snelle oplossing nodig en soms is dat ook mogelijk. Dan zien mensen dat naar hun wensen wordt geluisterd, waardoor ze je meer vertrouwen. Dit verhoogt het draagvlak. En kleine zaken kunnen ook al wat oplossen, vooral in het publieke domein is dat van belang. Er moet genoeg groen zijn en voldoende zitmogelijkheid, maar ook de sportdienst kan buurtsportactiviteiten organiseren. Zij kunnen daar een rol in opnemen met de buurt.’

Terwijl Ann Van Dorpe dit via het Teams-scherm aan het vertellen is, knikt Sarah Barbe bevestigend. ‘Dit is heel herkenbaar. We zijn vertrokken uit Welzijn maar we werken nu heel geïntegreerd. Naast de cluster Vrije Tijd en Onderwijs is ook de cluster Ruimte zeer belangrijk. Alle clusterhoofden zitten in het managementteam waarop we het project evalueren, vandaaruit vertrekt de informatie over de diensten. Zo ontstaat er ook in je organisatie een echt draagvlak. Meten en weten is van belang, maar soms bots je op een grens, want je kunt niet alles rapporteren. Een aantal dingen zijn niet zo gemakkelijk tot in de details te rapporteren.’

 

Witte raven gezocht

In Pelt zijn er twee fulltime buurtzorgregisseurs, Ann Van Dorpe hecht daar veel waarde aan. ‘Ze moeten durven springen, open en sociaal zijn en kunnen netwerken. Dat is niet evident. Het is niet gemakkelijk om iemand met al die kwaliteiten te vinden. Daaraan moet de opleiding sociaal werk meer aandacht besteden.’ Sarah Barbe noemt hen witte raven. ‘Ze moeten uiteenlopende competenties hebben, ze moeten heel organisatorisch zijn, met iedereen kunnen babbelen en sociaal zijn, maar ook administratief sterk zijn zodat alles op dat vlak in orde is. Die combinatie van een spring-in-’t-veld en sterke administratieve kwaliteiten is moeilijk. Het is ook een omvangrijk takenpakket.’ Daarom is Ann Van Dorpe in Pelt blij met de ondersteuning van SAAMO, ook in de praktijkontwikkeling. ‘Zo kunnen wij een brug slaan tussen zorg en welzijn, met bijvoorbeeld de doorverwijskaarten waardoor we de beoefenaars van de eerste zorg zoals de huisarts of de apotheker maar ook familiehulp of de gezinshelper gevoelig maken over hoe mensen hun netwerk kunnen verbreden.’

 

Nieuwe buurten

Door corona viel in Deerlijk de werking van het mobiele lokale dienstencentrum stil. ‘Hierdoor kwam er extra ruimte om de zorgzame buurt in Sint-Lodewijk verder uit te werken. Nu is de mobiele werking weer opgestart en bekijken we wat we op welke manier kunnen voortzetten,’ zet Sarah Barbe. Dankzij de projectoproep ‘Zorgzame buurten’ werkt Deerlijk nu aan een tweede zorgzame buurt, Buur(t)centraal, in het centrum van de gemeente. ‘Hierbij betrekken we een school en een woonzorgcentrum om inclusiviteit van jong en oud te kunnen realiseren. Eindelijk gaan we ook aan de slag met onze Tettercamionette. Deze foodtrailer kunnen we op de hoek van een straat plaatsen om mensen op een prettige manier samen te brengen en te buurten. Tijdens corona was het niet mogelijk, maar nu willen we hiermee de buurt in trekken en bij een kop koffie of soep luisteren naar wat er in de buurt leeft en wat er nodig is. Hiervoor hebben we voor de volgende projectperiode een nieuwe medewerker aangetrokken.

In Pelt komt er ook een nieuwe zorgzame buurt in het kerkdorp Lindelhoeven waar Ann Van Dorpe hoopt de methoden te verfijnen. ‘Het is een heel hecht gehucht, maar met veel nieuwe appartementen. We willen er aan de sociale samenhang werken, actief met de buurtzorgregisseur. Er is daar ook een nieuwe brede multifunctionele school met parochiezaal en jeugdbeweging, terwijl de oude school een zorgsite met 45 wooneenheden wordt. In die buurt gaan we samen aan inclusie werken, ook nog met de vzw Stijn die een aantal campussen heeft, zoals een buitenhuis voor mensen die moeilijk zelfstandig kunnen wonen maar wel kunnen komen helpen opdienen of klusjes doen. Er zijn geen welomschreven plannen, omdat we van onderuit willen kijken hoe de gemeenschap met die verschillende generaties inclusief zal groeien.’

‘Bouwen aan zorgzame buurten is durven bouwen aan dromen en doorzetten ondanks tegenslag.’ Deze quote haalt Ann Van Dorpe als besluit uit de e-publicatie van SAAMO Minder mazen, meer net. —

 

Marlies van Bouwel is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 07-08 | 2022

 

De mazen en het net

Zorgzame buurten bieden een antwoord om verbinding in buurten te versterken en de kloof met de hulp- en dienstverlening te overbruggen, dus minder mazen en meer net. SAAMO (voorheen Samenlevingsopbouw) experimenteerde in een tijdspanne van drie jaar in buurten in vier landelijke gemeenten: Pelt, Hamont-Achel, Deerlijk en Moorslede. Het vertrekpunt van het project was het VVSG-model met de acht bouwstenen voor buurtgerichte zorg. De projecten konden tijdens dit traject rekenen op wetenschappelijke inbreng van de hogescholen Thomas More en UCLL. Dit vormt de basis voor vernieuwend welzijnsbeleid.

Hoe een lokaal bestuur te werk kan gaan, staat in de e-publicatie Minder mazen, meer net, te downloaden via www.saamo.be/model/zorgzame-buurten.