Gepubliceerd op: 30-05-2023

Actualisatie 18 juli 2023

De federale ministerraad besliste in het kader van haar pensioenakkoord van juli 2023 om het tekort van de bonus-malusregeling (zie hieronder) in 2023 en 2024 (afrekeningen voor de jaren 2022 en 2023) te financieren. Wat er nadien met deze regeling moet gebeuren, wordt een dossier voor de volgende federale bestuursploeg. Dit betekent dat de lokale besturen in 2023 (voor 2022) en 2024 (voor 2023) de beloofde korting integraal zullen toegekend krijgen. (meer informatie).

 

Zonder direct ingrijpen door de federale overheid, zullen veel lokale besturen een pak minder korting krijgen op hun pensioenfactuur dan de voorbije jaren. De wet van 2018, die het systeem in het leven riep, botst immers om zijn eigen limieten. Tot nu toe vielen herhaalde vragen naar een dringende oplossing bij de federale regering op een koude steen.

Waarover gaat het? Sinds 2019 krijgen lokale besturen een korting op de responsabiliseringsbijdrage (een extra pensioenfactuur wanneer de basispensioenbijdrage niet volstaat om de pensioenlast van een bestuur te dragen) op voorwaarde dat ze voorzien in een voldoende groot aanvullend pensioen voor hun contractanten. Vandaag gaat het om een minimale bijdrage van 3% (of een equivalent hiervan naargelang het type aanvullend pensioen). Besturen die hieraan voldoen, kunnen 50% van de kosten van die tweede pijler aftrekken van de responsabiliseringsbijdrage. Het geld van de korting wordt niet betaald door extra federale middelen, maar door andere lokale besturen, namelijk die zonder (voldoende hoge) tweede pensioenpijler. Hun wordt een toeslag op de responsabiliseringsbijdrage aangerekend, maar zonder dat die meer dan 100% van het verschil tussen de pensioenlast en de basispensioenbijdrage mag bedragen.

In de periode 2019-2021 liep dat systeem goed: de toeslagen volstonden om de kortingen te financieren. Die kortingen kwamen trouwens vooral Vlaamse lokale besturen ten goede (40,1 miljoen euro in 2021), terwijl de toeslagen voor het merendeel ten laste van de Waalse en in mindere mate de Brusselse besturen kwamen. Door de opzegging van de groepsverzekering bij Belfius Insurance en Ethias met ingang van 1 januari 2022 en de Vlaamse lokale (vooral OFP Prolocus) en federale (Ethias Pension Fund) initiatieven om te voorzien in een alternatief, steeg de aandacht voor de tweede pijler en het potentiële gunstige effect op de pensioenfactuur voor de statutairen. Meer besturen dan ooit hebben vandaag een degelijke aanvullendepensioenvoorziening voor hun contractanten. Dat betekent dat er minder toeslagen kunnen worden aangerekend, terwijl tegelijk het aantal gegadigden voor een korting sterk is gestegen. Resultaat: het Gesolidariseerd Pensioenfonds beschikt voor 2022 (afrekening 2023) over onvoldoende middelen om alle kortingen te honoreren. Het gaat om een tekort van zowat 57,4 miljoen euro. Volgend jaar zou dit zelfs oplopen tot bijna 80 miljoen euro. Het probleem is dat de wet van 2018 niet zegt wat er nu moet gebeuren: een deel van de pensioenen niet betalen (wat uiteraard ondenkbaar is), de korting slechts deels toekennen (wat kan leiden tot rechtszaken door besturen die vinden dat ze niet krijgen waarop ze wettelijk recht hebben) of het saldo verhalen op de besturen zelf (maar de basispensioenbijdrage voor de komende jaren ligt al vast en een hogere responsabiliseringsbijdrage zou besturen gewoon doen betalen voor de eigen korting, wat ook absurd is).

Vanuit de Federale Pensioendienst en het Beheerscomité van het Gesolidariseerd Pensioenfonds voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten gingen hierover al diverse vragen (brief 7 maart 2023 - brief 2 mei 2023) naar de federale regering, tot nu toe zonder resultaat. Tijdens de voorbije begrotingscontrole werd een voorstel van minister Lalieux om het saldo federaal te financieren en de komende jaren de korting vervolgens af te bouwen, niet aanvaard. Het dossier verhuist nu naar het debat over de pensioenhervorming, waar het eigenlijk niets mee te maken heeft.

Noodgedwongen stuurde de Federale Pensioendienst nu een brief naar de lokale besturen met de melding dat ze voor 2022 (afrekening 2023) wellicht geen 50% maar slechts 18% van de kosten van de tweede pijler in rekening zullen kunnen brengen als korting. Volgend jaar zou dit verder dalen naar 11%.

Het blijft onbegrijpelijk dat de federale wetgever in 2018 een systeem heeft opgezet dat vastloopt wanneer het het beoogde doel bereikt, namelijk een veralgemening van een aanvullend pensioen voor lokaleoverheidscontractanten. Even schrijnend is het feit dat de vragen vanuit de lokale besturen naar een volwaardige cofinanciering van de lokale pensioenfactuur (zoals die voor andere werkgevers wel gebeurt) zonder antwoord blijven. Als teken van gebrek aan interbestuurlijk respect kan dit tellen.

 

Jan Leroy - Senior expert data en analyse